vrijdag 2 september 2011

Verbeeldingskracht

“Dit lijkt wel sneeuw, heh?” zei ze en ze richtte zich tot Seb “en jij weet maar al te goed hoe heerlijk sneeuw kan smaken, is het niet?” Seb keek haar alleen maar strak aan en liet niets merken van wat hij de afgelopen dagen geleden had.
“Gewone sneeuw, maar met een beetje fantasie kun je er alles van maken. Nou, zeg het maar.”
Omdat we niet gelijk iets zeiden vulde Procella het maar voor ons in. “Laten we klein beginnen. Iets lekkers.”
“Doe maar een stuk chocola,” zei Seb schouderophalend.
“Goed, wat je wilt.” Ze pakte wat sneeuw en liet het op haar linker hand liggen. We keken er alledrie in spanning naar en wachtten tot zich het wonder zou voltrekken. Er gebeurde niets en het leek erop dat we met z’n drieën aan het kijken waren naar het wonder van het smelten van sneeuw in een hand, ware het niet dat Procella’s handen zo verijsd waren dat de sneeuw er eerder extra door aanvroor dan dat het zou gaan dooien. Zo ver liet zij het sowieso niet komen. Zij kwam met haar rechterhand als een havik op zijn prooi op haar linker hand af en pakte de sneeuw in haar rechter vuist. Die vuist tilde ze tot hoog boven haar hoofd. “CHOCOLADE!” galmde ze alsof het een toverspreuk was.
 Ze liet haar vuist weer zakken en opende hem voor onze ogen. In haar hand lagen twee stukken chocolade.
“Hier, proef maar. Jullie denken natuurlijk dat het nep is.”
We pakten allebei een stuk. Het was echt heerlijke chocolade, precies zoals ik hem het liefste had, met nootjes en rozijnen erin. Ook Seb zat te smullen van zijn stuk.
“Smaakt het, heren?” Met volle mond knikten we allebei van ja.
“Goed zo. Lekker eten is belangrijk voor jullie schepsels.”
Aan het postuur van Procella te zien hield zij er anders ook wel van om zich vol te proppen met lekker eten.
Toen mijn mond weer vrij was om er andere dingen mee te doen dan eten vroeg ik haar “hoe deed u dat?”
“Jaaa, dat is het grote geheim dat ik jullie nu ga onthullen. Let op. Het belangrijkste dat je nodig hebt om van ijskristallen chocola te maken of brood, een patatje oorlog of een complete indische rijsttafel, boerenkool met jus, een vlaflip of een ijsje toe. Maar misschien wil je liever iets leuks hebben, zoals een paar skeelers, een i-pod of gelijk maar een koffer vol met geld, dan kun lekker alles kopen, kopen, kopen wat je hartje maar begeert. Je zegt het maar. Alles kun je maken, ja alles kun je krijgen met, let op jongens, daar komt ie: verbeeldingskracht.”
Ik geloof niet dat ik de enige was die niet gelijk snapte waar ze het over had. We keken haar dus wat glazig aan.
“Gebruik jullie fantasie. Denk aan wat je hebben wilt. Voel het koude glas aan je vingers. Zie het bruine vocht erin heen en weer schommelen. Ruik de frisse geur tot diep in je neusgaten. Proef die heerlijke, zoete smaak in je mond dat je ervan gaat watertanden. Hoor de bubbels bubbelen en de ijsklonten tegen elkaar aankletsen. Et voilá, twee cola voor de heren. Had u verder nog iets gewenst?” Procella was in een opperbeste stemming.
Misschien iets te gretig pakten we de glazen aan. Het was niet te geloven. Echte cola. Ik begon nu ook te begrijpen hoe Procella de afgelopen dagen aan mijn favoriete eten was gekomen. Gewoon wat van deze sneeuw met wat verbeeldingskracht en klaar is Kees.
Maar zo gemakkelijk bleek het niet te zijn, want nu waren wij aan de beurt. We liepen naar de sneeuwberg toe en pakten allebei een handvol sneeuw.
“Ho, ho, ho, niet zo snel,” zei Procella. “Voordat je de sneeuw pakt moet je eerst bedenken wat je ervan gaat maken. Anders is het er in de handen van jullie warmbloedige schepsels zo weer als water uitgestroomd. Weet je wat, we doen het om de beurt. Ga jij maar eerst.” Ze keek daarbij Seb aan.
We gooiden de sneeuw terug op de berg. Seb dacht even na maar al snel wist hij wat het zou worden. “Een broodje falafel. Dat at ik in Israël altijd, maar ik heb het in geen eeuwigheid meer gegeten.”
“Okee,” zei Procella, “pak maar een hand sneeuw. Nee, met je linker hand, sufferd. Laat het op je hand liggen en concentreer je op dat broodje falafel dat je zo graag wilt hebben. Zie het, voel het, ruik het, proef met. En als je het helemaal voor je hebt, dan pak je het met je andere hand.”
Seb had zijn ogen gesloten om zich beter te kunnen concentreren. Het was aan zijn gezicht te zien dat hij het echt voor zich zag. Op zijn hand was het nog steeds sneeuw, maar in zijn gedachten was het misschien allang een warm broodje falafel. Langzaam ging zijn rechter hand de lucht in, maar razendsnel schoot hij naar zijn andere hand, pakte de sneeuw en schoot met zijn vuist in de lucht.
“FALAFELBROODJE!” riep hij uit.
In spanning of het gelukt was opende hij zijn hand, maar veel meer dan wat plakkerig ijs was het niet geworden. Seb keek teleurgesteld naar het resultaat van zijn inspanningen. Ik schoot in de lach en gelukkig zag hij er ook de humor van in en lachte mee.
“Is dat leuk!?” We schrokken van de keel die Procella opeens opzette. “Moeten jullie daarom lachen!? Jij hebt gefaald. Jij hebt je best niet gedaan.”
“Maar…,” zei Seb.
“Geen gemaar. Jij bent aan de beurt.” Nu keek ze mij aan.
Ik liep naar de sneeuwberg en dacht aan iets wat ik heel lang niet meer had gegeten en waar ik me thuis altijd helemaal ziek aan kon eten: spekkies. Ik pakte een hand sneeuw, liet het op mijn hand liggen en concentreerde me op de spekkies. Ik hoorde de zak kraken en met een ruk open gaan. De geel-met-roze ruiten lagen gesuikerd en wel door elkaar heen te wachten op mij. De zoete geur van pure suiker vermengd met vanille en aardbeien gleed langs mijn neus. Ik voelde het zachte schuim, eerst met mijn handen en daarna met mijn lippen en met mijn tanden. Ik trok het uit elkaar en voelde de plakkerigheid van de binnenkant aan mijn lippen. Op mijn tong smaakte het gelijk naar meer, meer, meer… In een snelle beweging pakte ik het spekkie met mijn rechter hand en stak hem omhoog.
SPEKKIE! riep ik alsof het een overwinningskreet was. Ik was ervan overtuigd dat het gelukt was en toen ik mijn vuist weer naar beneden bracht zaten Seb en ik er met onze neuzen bovenop. Vinger voor vinger opende ik mijn hand en daar lag… een plakkerige, samengeknepen, druipende bonk ijs. We keken elkaar aan en gierden het uit van het lachen.
Maar Procella zag er de humor niet van in.
“Jullie hebben geen fantasie, geen verbeeldingskracht. Jullie gaan oefenen vandaag. En wat je maakt mag je eten. Als het niet lukt blijft het dus bij ijsblokjes op een bedje van sneeuw. Eet smakelijk.”Ze draaide zich om en verdween.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten